Deze getuigenissen en beelden werden verzameld in het kader van het mondeling geschiedenisproject rond generatiebedrijven.
Foto 1 en 2: café Sint Sebastiaan die door Gerard Degandt en Irene Decoene werd aangekocht in 1949, met de bedoeling om daar een zelfwasserij in te vestigen (er werd een poort gestoken voor de inrit van de camionette)
Foto 3 en 4: achter café Sint Sebastiaan in de Ieperstraat 41 was een bolletra (binnen- en buitenzicht) die door de familie werd omgebouwd tot een zelfwasserij, 1949
Foto 5: publiciteit voor de opening van de “Zelfwasserij Sint-Jan” op 31 juli 1949
Foto 6 en 7: publiciteit voor “Zelfwasserij Sint-Jan” te Staden, zelfs met enige poëtische inslag
Foto 8: publiciteitsflyer oktober 1949 voor de nieuwe drooginstallatie
Foto 9, 10 en 11: wasboekje voorkant, achterkant en binnenkant
Foto 12: de eerste generatie Irene Decoene, bij de allereerste bestelwagen
Foto 13, 14 en 15: de eerste generatie Irene Decoene ter gelegenheid van het 50-jarig jubileum in 1999
Foto 16: de eerste generatie aan de strijkmachine, Hilde Degandt (tweede generatie) rechts vooraan, 1978
Foto 17: de eerste generatie Gerard Degandt en Irene Decoene
Foto 18: de eerste generatie op uitstap met het personeel naar de Panne, 1955
Foto 19: de eerste geldtas die werd gebruikt voor de afrekening bij het leveren van het wasgoed
Het echtpaar Gerard Degandt en Irene Decoene wou na de oorlogsjaren met een zaak starten om in hun levensonderhoud te voorzien. Langs de kant van Irene waren er al een paar familieleden die een wasserij uitbaatten (o.a. in Duinkerke en in Wervik), en die microbe werd blijkbaar doorgegeven. Gerard en Irene (afkomstig uit Westrozebeke en Oostnieuwkerke) zochten een locatie om ook met een wasserij te kunnen beginnen. Die kans vonden ze in 1949 te Staden waar café Sint-Sebastiaan in de Ieperstraat 41 te koop kwam te staan. Dat was een ruim café met achter het café een overdekte bolletra. In de gebouwen van die bolletra zijn ze dan gestart met “Zelfwasserij Sint-Jan”.
Na de nodige verbouwingen in de bolletra in 1949, werden een vijftal cabines gemetst en in elke cabine werden een grote en twee kleinere wasmachines aangesloten, alsook een wasbak. En zo was “Zelfwasserij Sint-Jan” een feit. Deze wasserij beantwoordde aan een grote behoefte bij de bevolking in Staden. Na de oorlog werd de mechanisatie in versneld tempo doorgevoerd. Ook de wasmachines kwamen op de markt. Maar veel mensen hadden nog de financiële middelen niet om zo’n toestel aan te schaffen. En ook de middelen om een wasmachine te installeren thuis waren vaak nog niet aanwezig: je moest waterleiding en elektriciteit hebben. Aan de andere kant was er door de heropbouw ook veel werk, zodat de man en de vrouw dikwijls samen uit huis gingen werken. En dit gecombineerd met het hebben van veel kinderen zorgde voor een zware gezin- en werklast. En precies aan dat probleem wilde “Zelfwasserij Sint-Jan” tegemoetkomen. Ze spoorden de mensen aan om niet meer thuis in kuipen te zitten sukkelen om hun was te doen, met veel manueel werk hieraan verbonden, maar om met hun was naar de wasserij te komen en daar te wassen in moderne wasmachines.
De mensen waren toen nog gewoon hun was thuis zelf te doen via omslachtige procedés: de was moest in de week gelegd worden, gekookt worden, gebleekt worden, … vaak was dat een werk dat enkele dagen per week in beslag nam. Nu konden ze dat werk reduceren tot één of soms een halve wasdag, door met hun was naar een zelfwasserij te gaan en daar gebruik te maken van de moderne wasmachines. Vaak haalde Gerard de mensen ook nog thuis op met hun voorraad wasgoed in een camionette, een soort taxidienst voor het doen van de was. Die mensen beschikten dan in “Wasbedrijf Sint-Jan” over een cabine met verschillende wasmachines, zodat het werk een beetje vooruitging. Na het wasproces werden ze weer terug naar huis gebracht door Gerard samen met hun propere was. De betaling van de was moest gebeuren volgens het aantal kilo’s dat men had meegebracht. Iedereen beschikte dan over een eigen gepersonaliseerd wasboekje.
In de jaren 1960 werd er nog meer ingezet op comfort in de maatschappij van toen en had je dan ook de opkomst van de automatische huishoudwasmachines. Met als gevolg dat de mensen hun wasgoed thuis begonnen te wassen in hun eigen wasmachine. Dat was natuurlijk nefast voor de “Zelfwasserij Sint-Jan” van Gerard en Irene, die hun omzet zagen achteruitgaan. Tijd dus voor de zaakvoerders in de eerste generatie om nieuwe werkgebieden aan te boren:
Allereerst zijn ze zich meer gaan richten naar een industriëler aanbod van kledij wassen, dat was mogelijk omdat in diezelfde periode ook het aantal restaurants sterk begon aan te groeien, en die hadden vuile was in overvloed.
Daarnaast startte men einde van de jaren 1960 ook met een afdeling “droogkuis of nieuwkuis” voor het droog reinigen van bepaalde delicate kledingstukken.
Droogkuis is een reinigingsmethode die van toepassing is op bovenkledij, gordijnen, overgordijnen en zetelbekleding. Kleding en woontextiel moeten kunnen schoongemaakt worden. Dit kan gebeuren door middel van zeep en water, maar bij bovenkledij is dit vaak niet mogelijk doordat de samenstelling van de stof en de gebruikte confectietechnieken dit niet toelaten. Dan is een droogkuisreiniging de oplossing. Bij droogkuis wordt het textiel in een speciale machine met een solvent, in de meeste gevallen perchloorethyleen, gereinigd. Deze vloeistof onttrekt vuil en vet aan het textiel zonder dit te belasten. Een reinigingsbehandeling met water en zeep laat de vezel opzwellen en is daardoor meer belastend voor de vezel waardoor sneller verkleuring, krimp en vervorming van het textiel ontstaat. Irene is deze techniek van reinigen gaan leren bij haar neef Maurice Decoene in St.-Paul nabij Duinkerke. In 1969 is ze dan met een nieuwkuis gestart.
Begin van de jaren 1970 diende zich alweer een probleem aan voor dit jonge bedrijf, onder de vorm van de oliecrisis. De stoomketel in het bedrijf, die alle machines aanstuurt, werd gevoed door een mazoutbrander, en met de oliecrisis van 1973 werd precies dat product spectaculair duur. Uiteraard had dat dus een grote impact op de werkingskosten van het bedrijf (schoonzoon Johan De Maré zal hier soelaas brengen) .
Halverwege de jaren 1950, na een goede opstart van hun bedrijf, hebben Gerard en Irene dan een groot bouwproject gerealiseerd op de site van hun bedrijf. De oude bolletra van het vroegere café werd afgebroken en er werd een nieuw atelier geplaatst in beton (Deze constructie maakt op vandaag nog steeds deel uit van het bedrijf.) Er werd ook een inrijpoort gestoken zodat er toegang was voor de camionette om het wasgoed te lossen. Ook de mensen die met hun was kwamen moesten via deze poort binnenkomen. Naast het bedrijf hebben ze dan ook een woonhuis gebouwd voor eigen bewoning (op vandaag, na renovatie, bewoond door dochter Ann De Maré).
In 1986 hebben dochter Hilde Degandt en haar echtgenoot Johan De Maré het wasbedrijf dan overgenomen van haar ouders. En het jaar daarna is Gerard Degandt ziek beginnen worden waardoor hij niet zo lang in de zaak is kunnen blijven meedraaien. Hij is overleden in 1990 op 65-jarige leeftijd. Moeder Irene Degandt is wel steeds blijven meewerken in het bedrijf. En toen Ann geboren werd heeft ze heel vaak voor haar gezorgd. Ze maakte ook altijd het eten voor het jonge gezin, waardoor zij meer tijd hadden voor de verdere uitbouw van de zaak. Irene was dan wel niet meer actief in de productieafdeling, maar achter de schermen was haar medewerking van een onschatbare waarde. In 2013 is Irene Decoene overleden.