Deze getuigenissen en beelden werden verzameld in het kader van het mondeling geschiedenisproject rond generatiebedrijven.
Foto 1: de stoomtram en mazouttram waarmee de bouwstoffen werden vervoerd vanuit het station te Ledegem
Foto 2: de eerste stoomtram te Dadizele in 1892
Foto 3 en 4: uittreksel uit het facturenboek van 30 juli 1962 met takszegels
Foto 5: het eerste winkeltje (houten chalet) voor de verkoop van de bouwstoffen
Foto 6: spelen tussen de citernes - links vooraan liggend Joost
Julianus (Julien) Develtere was de zoon van August die geboren werd in 1898 en huwde met Magdalena Maria Claerbout in 1926. Julien werkte nog samen met zijn neef René aan het front te Beselare waar ze in de tuin van het kasteel barakken bouwden voor de Duitsers die van het gas ‘gepakt’ waren. Na de Eerste Wereldoorlog herstelt Julien het ouderhuis te Dadizele. Later is René gaan werken bij zijn oom metser-aannemer Julien Develtere als metserdiender en verdiende daarvoor 3 frank per dag, Julien zelf verdiende toen 3,75 per dag. Julien doet volop entreprisewerk, zo wordt onder zijn leiding de fundamenten gelegd van de kerk te Beselare. Julien Develtere bouwde in 1951 ook de twee zwembaden (één voor de jongens en één voor de meisjes!!) in het Daiselpark.
Tijdens de eerste wereldoorlog is Julien nog opgepakt door de Duitsers en opgesloten geweest in de geïmproviseerde gevangenis in het klein Seminarie te Roeselare omdat hij clandestien geluisterd had naar de vrije radio. Wellicht werd hij overgedragen door een werknemer. Hij is terug kunnen vrijkomen door bemiddeling van een zekere Neyrinck uit Dadizele, die relaties had bij de Duitsers.
Rond 1920 heeft Julien het bedrijf dan overgebracht vanuit de Kleppestraat naar de huidige locatie in de Ledegemstraat. Naast de verkoop van bouwmaterialen lag de klemtoon ook nog sterk op de productie van rioolbuizen, citernes, grafkelders, enz. De grondstoffen kwamen toe met de trein in het station van Ledegem. Daar werden de materialen met de schop overgeladen op de tramwagons en zo naar Dadizele overgebracht (de sporen liepen tot op de ‘koer’ van de firma Develtere).
Eens aangekomen op de oprit van het bedrijf werd zo’n wagon dan afgekoppeld en had men een dag de tijd om de wagon te lossen. Dat gebeurde uiteraard nog allemaal manueel. De meeste arbeiders in het bedrijf zijn altijd dorpsgenoten en zelfs buren geweest, zoals Achiel Vanhee, Daniël Beernaert, Pol Naert, Gerard en Willy Jacques, … Vaak regelde men het ook zo dat de wagon werd gelost op een donderdag, want in de namiddag was er geen school en konden de grotere schoolkinderen al meehelpen.
Naast de productie van betonmaterialen was er ook nog een plaatsingsdienst: de put werd met de hand gedolven en de betonnen regenciterne werd met kar en paard aangevoerd. Het was een hele kunst om die citerne zodanig op te stellen voor de put zodat die met het kantelmoment op de juiste plaats viel! De verhouding productie en plaatsing was in de tijd van Julien ongeveer vijftig/vijftig.
Julien werkte met hart en ziel voor zijn zaak en het was ook een “durver” als het op zaken doen aankwam. Zo gaan er verhalen in de familie dat, als hij een slechte betaler had als klant, hij zelf ging incasseren, met behulp van het broodmes.