In zijn dagboek beschreef Jules Kindt hoe hij met zijn gezin op Schuwe Maandag was weggevlucht
Ik en mijn vrouw wilden van onse kinderen niet scheiden, en dat bracht moeilijkheden. Gansch het gezin nemen, was natuurlijk wat lastig, maar wij rekenden nog op een klein ’t huis voor ons allen. Maar dat lukte niet. Ten langen laatste, moesten wij van den nood een deugd maken, en wierden mijne kinderen, toch bij goede menschen in de dorpen in het omliggende uitbesteed. Ik had de belofte dat zij niet ver van ons gingen zijn. Zij noemden mij wel de dorpen, maar ik kende daarmede geen afstanden.
Ik en mijn vrouw en ons minste, kwamen terecht bij een burgemeester. Ik dacht dat zijn huis een klooster was, als ik het van buiten den eerste maal zag. Wij stelden ons veel vragen, als wij daar toe kwamen. Hoe gaat het hier gaan? Welke menschen zijn het? Hoe zal het verloopen met die of die kinderen?