De Mensch wikt maar God beschikt
“ Op de nacht tussen eerste en tweeden Augusti wierd op alle torens des ’s lands de noodklok geluid. In vele herten kwam dit een gevoel ontbranden van verschillende aard. Bij de jonge mannen kwam het de Vaderlandsliefde in hun boezem openen, ’t was dus ook met blij gemoed dat zij naar de grenzen trokken om onze dierbare grond vrij te bewaren. Integendeel, kwam dit bij de reeds oudere mannen een droevig gevoel ontstaan, ’t was dan ook met een benepen hart en beklemd gemoed dat zij afscheid namen van vrouw en kinderen. Doch bij de man was deze toestand door de wilskracht gauw voorbij, verdwenen uit het oog van vrouw en kinderen waren deze droeve ogenblikken vergeten, denkende, ’t zal niet lang duren, maar hoe zou hij zich bedrogen hebben. Eens te meer zal het spreekwoord waarheid zijn: De mensch wikt maar God beschikt.”
“Niet verplicht dienst te nemen, besloot ik mij als vrijwilliger aan te bieden, op het gemeentehuis ontvang ik papieren welke bewijzen, bereidt te zijn, mijne krachten voor den duur van de oorlog het vaderland toe te wijden.”
“’ S anderdaags moeten al de nieuw aangekomene naar St Anneke om kleederen, achter den middag keeren wij naar’t fort terug, onderwege ontvangen door de burgers op allerlei zoals..tabak, cigaretten chocolade enz..blijgemoed trekken wij door de straten al vaderlandsche liederen zingende en in den valavond komen wij het fort binnen. Nu zou het soldatenleven beginnen. ”
(Fragment uit het dagboek van Arthur Colpaert. Arthur Colpaert was een artillerist tijdens Wereldoorlog I.)