Wij waren met eigen middelen uit Hooglede naar Wingene gevlucht. Daar verbleven we bij familieleden. In Wingene was het weer hetzelfde liedje, opeising van mannen om frontwerk te doen. Vooral onder de vluchtelingen werden de mannen opgeëist. Bij een weigering mocht men onmiddellijk de gemeente verlaten. Ik werd opgevorderd om het vliegveld van Wingene arbeid te verrichten. Mijn broer Pol kwam in Hooglede terecht. Bij het gehucht Bellevue was er een barakkenkamp opgetimmerd waar de civielarbeiders in samen gehouden werden. Een Duitse dokter verblijvend ergens in de beverenstraat, diende de medische verzorging toe. Iedere dag naar huis terugkeren bestond niet, men moest er blijven tot dat de werken beëindigd waren. Proviand werd van thuis meegenomen en water dronk men uit de pompoen van de verlaten woningen. Wanneer de levensmiddelen op waren begon de rooftocht in de huizen. In Hooglede werden bunkers gebouwd, draadversperringen en loopgraven aangelegd. Hieraan hielen ook Russische krijgsgevangenen. De meeste bunkers die in Hooglede en omstreken zijn gebouwd dateren van december 1917. Mijn broer Pol heeft zich met een smoesje laten afkeuren. Van in zijn kinderjaren had hij een gezwel op een van zijn polsen. Met deze zogenaamde opgelopen verwonding verscheen hij voor de Duitse dokter. Pol werd prompt afgekeurd en stond na enkele dagen in Wingene terug.
Getuigenis Boudewijn Roelens, Hooglede.
(Uit: Vleugels boven Hooglede-Gits, 1914-1918, Dirk Verhelst)