Op zekere dag beschoot de vijand regelmatig en systematisch de hele omgeving. Elke minuut kwamen twee granaten bij de schuilplaats neer. We stonden angstig in de hoek en keken elkaar aan zonder te spreken. De hele trap stond vol mannen, die telkens na het exploderen van een granaat naar buiten sprongen om te zien waar die was neergekomen. Met duivelse precisie schoot de Engelsman de zware brokken telkens dichter en dichter bij de schuilplaats. Elk moment kon er nu een granaat inslaan…
(Carl Heller, Duits Onderofficier)