In zijn brief van 6 december zegt Gaston dat hij eigenlijk al veel vroeger had moeten schrijven. Daar er zoveel alarm is, kwam het er niet van. Gisteren zondag heeft hij eerst lang geslapen, dan is hij in stad naar de mis geweest en in de namiddag is hij met enkele vrienden naar de cinema geweest.
Hij is blij dat Wardje Vandemeulebroucke uit Kortrijk bij zijn ouders is langs geweest.
Het konijnenvlees dat zijn ouders hem bezorgden, zal hij met Kerstmis klaarmaken. Indien ze nog konijn kunnen kopen in ruil voor tabak, dan zal Gaston met de anderen delen. ’s Nachts vriest het nu 6 à 8 graden. Gaston is verbaasd dat André Debuf ook in Duitsland is, hij is niet met dezelfde groep als Gaston vertrokken. Hij moet werken bij een landbouwer in Hannover. Die boerderij heeft zware schade opgelopen bij het neerstorten van een vliegtuig.
In de fabriek kregen ze een Kerstgeschenk: 5 Duitse mark. Wie al langer dan een jaar werkte, kreeg 30 Duitse mark. De gehuwden kregen 50 Duitse mark met een supplement voor elk kind. Verder kregen ze, mits betaling, elk 50 sigaretten. Ze waren gemaakt met half om half tabak en karton. Gaston rookte er een en hij zegt: ‘het was om er slecht van te zijn’.
In de brief van 11 december schrijft Gaston het gebruikelijke verhaal van al dan niet ontvangen brieven en pakjes. Hij vermeldt dat hij vandaag weer 120 Duitse mark naar huis heeft opgestuurd. De controle is verscherpt, bij elke zending van geld moeten ze hun loonbriefje tonen, want er zijn er die meer geld opsturen dan ze verdienden. Gaston kocht een weekbroek (blauwe werkbroek) voor 100 g. tabak.