In zijn dagboek beschreef Jules Kindt hoe hij met zijn gezin op Schuwe Maandag was weggevlucht.
Op eenen morgen, het was den 19 oktober 1914- werd er in onze stad reeds gevochten. Vlak voor ons huis stonden fransche dragonders, die ons aanraden in huis te blijven. Als zij vertrokken waren ging ik eens gaan zien hoe de zaken stonden. Maar daar wij vogelvlucht niet ver van de gaz-installaties woonden, en de vijand reeds begon te schieten met de artillerie- zoodat er reeds stukken op ons huis terecht kwamen- zegde ik tegen mijn vrouw: laat ons met de kinderen tot bij mijn moeder gaan. Die woonde een beetje verder af. En wij vertrokken: ik met mijn wekelijksche klederen aan- en de kinderen hadden wij nog wat andere kleren aangedaan- en daar wij dachten van gauw naar huis te komen, was mijn vrouw weg met haar kloefen aan- waarop ik nog terugkeerde om haar schoenen te halen….Gelijk ik zegde, wij dachten: als die vlaag hier wat over is, gaan wij terug naar huis.
Maar in de plaats dat het verbeterde, verslechte het, en wij konden naar huis niet meer terugkeeren, en gingen weg met de stroom vluchtelingen, die met pak en zak op weg waren. Maar ik had slechts 6 fr. En een brood onder den arm. Ik doolde zoo weg met mijn vrouw en mijn schoonmoeder en vijf kinderen, waarvan het oudste tusschen 9-10 jaar en het jongste 3.5 jaar. Wij volgden den stroom, en wisten niet waar het doel van onze reis was. Één ding bekommerde ons: het leven van de kinderen en ook het onze, te redden.