Meer informatie over noodgeld WO I vindt u terug op de website van de Nationale Bank :
Tijdens de oorlog had België, vooral voor het kleine betalingsverkeer, met een groeiend geldtekort te kampen. Daarom namen een 600-tal gemeentebesturen en honderden weldadigheidsinstellingen en ondernemingen hun toevlucht tot de uitgifte van noodgeld, meestal in de vorm van papiergeld, maar soms ook van metalen munten. Aanvankelijk diende dat voor het betalen van militievergoedingen, militaire opeisingen, wedden, leveranciers en andere gemeentelijke lasten. Later werd daarmee het gebrek aan pasmunt verholpen en de allernoodzakelijkste levensmiddelen en goederen (bijvoorbeeld kleren en steenkool) aangekocht. Ook de talrijke steun- en hulpcomités (onder meer het Nationaal Hulp- en Voedingscomité) gingen tot zulke nooduitgiften over. Fabrieken en firma’s gaven salaris- en aankoopbons uit. De ‘gemeentebons’ hadden enkel binnen de gemeente of in een of ander magazijn betaalkracht. Hier en daar werden ze nochtans, bij onderling akkoord onder de gemeentebesturen, ook elders aanvaard.
Het biljet hier afgebeeld dateert van het jaar 1916 en was goed voor 20 frank in de stad Oostende. Het briefje kon uitbetaald worden in de gemeentekas ten laatste drie maanden na de vredesluiting.