Tijdens de oorlog bleef ik op de boerderij in de Kortewagenstraat wonen, samen met mijn ouders en mijn broers. In de buurt stond een Duitse veldkeuken maar ook... een W.C. in open lucht! Weet je hoe ze die W.C. maakten? Ze klopten palen in de grond en daartussen legden ze een lange stok. 's Morgens stroopten ze hun soldatenbroek en hun lange, witte onderbroek af en zaten dan met hun bloot achterste over die stok hun behoefte te doen. Allemaal netjes naast elkaar. Ze maakten het er gezellig: de ene zat de krant te lezen, een andere zijn pijp te roken of wat te kletsen. En ze zaten er lang! Als de hoop onder hen te groot werd, verplaatsten ze de toiletstok wat. Mijn broers en ik, we hadden dat allemaal zitten afloeren en we hadden het grootste plezier! Op een dag kregen we een prachtig idee! "Als we nu die stok een beetje zouden doorzagen?" Zo gezegd, zo gedaan en de eerste keer dat de soldaten op straat moesten gaan marcheren, zaagden we stiekem de stok half door.
De volgende morgen lagen we al vroeg achter de haag te loeren. En inderdaad: de ene Duitsers na de andere kwam op de stok zitten. Maar er gebeurde niets. Tot hun dikke hoofdman erbij kwam... Ineens... KRAK! De stok middendoor! Al die Duitsers met hun achterste kaken in hun eigen... je weet wel! Gevloek, getier, lelijke woorden... Wij verdwenen zo rap als de bliksem. We zijn die dag maar uit de buurt gebleven van de Duitsers. maar iedere keer dat we elkaar aankeken, schoten we in de lach.