Het was op 5 juni 1917. Ik weet het nog precies. Ik was helemaal alleen thuis en om me bezig te houden, snuisterde ik in de spullen van mijn broers. Daar lagen vreemde potloodjes tussen, met een draadje er aan. Ik trok aan het draadje en … boem: er volgde een luide knal en ik voelde een hevige pijn in mijn hand. Nadien hebben ze mij verteld wat er gebeurd was: het waren geen potloodjes, maar springbuisjes van handgranaten waarmee ik gespeeld had. Gelukkige liep Adolf Denolf op dat ogenblik voorbij ons huis. Hij hoorde de knal, liep naar binnen en vond mij op de grond, helemaal onder het bloed. Hij bracht me snel naar het Lazarett van de paters Redemptoristen. Daar hebben ze mij geopereerd. Eén oog ben ik kwijt en met mijn linkerhand is het nooit meer goed gekomen.