Tijdens de oorlog had niemand geld voor nieuwe kleren. Elke maand waren er in de stad kledinguitdelingen. Daar kon elk gezin dan kleren krijgen. Die waren geschonken door andere mensen. Mijn ouders waren daar te trots voor, zij hadden geen hulp nodig, zeiden ze. Daarom droegen we soms een hele week dezelfde kleren. Kousen hadden we niet, dus staken we krantenpapier in onze schoenen, om toch maar warme voeten te hebben. Er was zelfs geen wol om gaten te stoppen! Als je een gat in je broekrok had, dan moest je daar maar mee leven.