In 1914, als de Duitsers naderen, is mijn papa niet thuis. Hij is in Frankrijk voor zijn werk. Hij werkt daar op een boerderij als seizoenarbeider en we hebben al een hele tijd niets meer van hem gehoord. Op 19 oktober nemen de Duitsers Roeselare in. Soldaten komen ons huis binnen. We moeten naar buiten, zeggen ze, en ze bedreigen ons met de punt van hun bajonet. Onze buren staan ook al buiten. Allemaal moeten we onze handen in de lucht steken. Dan gieten de Duitsers benzine uit en steken onze huizen in brand. Die Duitsers doen zo raar. Ik denk dat ze dronken zijn. Andere soldaten komen hen weghalen om elders nog meer huizen in brand te steken.