Een kloosterzuster poseert met een man en een vrouw (broer en zus?) in een wintertuin. De kloosterzuster draagt een wit habijt en een zwart scapulier. Ze draagt het scapulier niet los. Op het hoofd heeft ze een zwarte kap. De onderkap, de hoofdband en kraag zijn wit en gesteven. Ze draagt een opvallend kruis op de borst. Haar bezoekt heeft zin in een spelletje: de man houdt een sneeuwbal klaar.