In zijn brief van 17 juli 1944 vertelt Gaston dat hij last heeft van neusbloedingen. Een makker bracht een bezoek aan Braunschweig en vond er nog 3 brieven voor Gaston. Hij vraagt weer om hem ‘aspro’s’ (pijnstiller) maar ook een potje ‘brillantine’ (voor haarverzorging) te bezorgen. Hij zegt erbij: ‘ge weet, we zijn jong en we kunnen hier toch niet loopen met ons haar in ’t gezichte’. Het vrouwvolk moet toch een beetje kijken naar ons, of wij naar ‘t vrouwvolk’. Hij vertelt dat hij samen met Fransen woont en zegt blij: ‘k versta hier al veel Fransch’ maar kanne nog niet goed weere spreken’. Verder vertelt hij met enige fierheid dat de Vlamingen, dank zij het bezit van tabak, graag gezien zijn. Hij vertelt dat een Duitser kousen kwam vragen ‘voor zijn wijf’.
Met de briefkaart van 18 juli bevestigt Gaston, zoals meestal, de ontvangst van brieven en pakjes. Op de kaart staat de gebruikelijke stempel die de wens uitdrukt om ‘de Führer’ te ontlasten van zorgen en werk.