Gaston beklaagt zich over de ontsmettingsprocedure in de barak. Daardoor gaan de kleren stinken. Verder vertelt hij dat het meisje dat altijd voor hem naait en wast, nu ook vertrokken is naar een kamp op 80 km. Hij vindt het erg dat hij voortaan weer alles zelf zal moeten doen. Hij vertelt over het Russische meisje dat hem met praktische zaken hielp en hij zegt : ‘nog 3 of 4 maanden en ik sprak zoo goed Russisch als haar’. Verder vermeldt hij nog dat dit meisje weigerde om Duits te spreken. Ze brengen ook vrije tijd door in elkaars gezelschap: ’s zondags gaan ze samen wandelen.
Gaston vertelt dat er in de fabriek al veel machines verplaatst werden naar andere fabrieken. Zijn vriend Georges, een man van Rumbeke en één van Wijtschate zijn ook al vertrokken. Tijdens het weekend kwamen ze Gaston bezoeken, en hun nieuw kamp is zeer slecht ingericht. Gaston vertelt:’ ze slapen in een danszaal, hun stroozak ligt op de grond en als ze willen eten moeten ze dat op hun bedde doen’. Het voordeel is dan weer dat er daar nog nooit alarm geweest is.
Op 12 mei schrijft Gaston verder. Hij vraagt nu of zijn ouders een korte broek willen opsturen. Het is mooi weer en over zijn makkers zegt hij: ‘er liggen er nu veel te slapen in de zon om hun te laten bruin branden. Met een lange broek gaat dat niet’. Hij eindigt zijn brief met: ‘het ware ’t hoopen dat ik gauwe in congé mag komen’.