Met de briefkaart van 6 april 1944 laat Gaston zijn ouders weten dat hij een werkongeval heeft gehad. Hij liep een grote snede op tot op het been. Hij moet slapen in de ziekenzaal tot hij weer kan werken. Hij vat de toestand weeral positief op: hij zal meer tijd hebben om naar huis te schrijven. Verder vertelt hij dat een makker verzuimd heeft om op zondag te werken. Als straf moet hij nu werken van ’s morgens 6 tot ’s avonds 10 uur. Op de kaart staat nu een stempel: verboden van privé telefoongesprekken te voeren tijdens vliegtuigaanvallen. De lijnen moeten vrij blijven voor gesprekken over veiligheid’.
Brief van 20 april 1944, tweede paasdag. Gaston vertelt dat hij nog altijd werkonbekwaam is. Hij verblijft nog altijd in de ziekenzaal. Hij is op Pasen naar een variété geweest en was niet tijdig terug. Hij kreeg een flinke uitbrander. Gaston verveelt zich en hij zegt:’ werken is niet geestig maar hier heele dagen zitten is niets voor mij’. Gaston las in de krant over het bombardement van Kortrijk. Verder zegt Gaston nog dat alle verloven ingetrokken zijn tot 15 augustus en hij vreest dat hij niet naar huis zal mogen voor de oorlog gedaan is. Verder vertelt hij dat ze altijd moeten doorwerken, ook op 2de paasdag. Vorig jaar nog kregen ze 4 vrije dagen met Pasen, nu kregen ze alleen vrij op zondag. Hij vermeldt nog dat hij zal vragen om donderdag weer te mogen werken, hij verveelt zich.