Met de briefkaart van 17 februari 1944 laat Gaston zijn ouders weten dat hij ging klagen omdat zijn geld niet bij zijn ouders toekomt. Hij vertelt dat, indien het geld verloren zou gegaan zijn, hij 120 Duitse mark zal kunnen recupereren. Verder vraagt hij zijn ouders om ‘brillantine voor het haar’, schoensmeer, wat verband voor kleine wondjes, wat ‘herbesan’ en een doosje ‘aspro’ te sturen. Hij vertelt dat het laatste bombardement veel schade heeft aangericht.
Op een briefkaart van februari 1944 beschrijft Gaston weer een bombardement. Het gevolg is dat ze in het barakkenkamp nu zonder water en elektriciteit zitten. Het water is nodig om de branden in de stad te blussen. Hij stelt zijn ouders gerust: zelf is hij ongedeerd.
Met een briefkaart van februari 1944 laat Gaston zijn ouders weten dat hij de gevraagde inlichtingen niet mag geven. Het vermelden van de naam van de fabriek, of de naam van zijn baas is ten strengste verboden. Hij zal wellicht eind van deze maand weten of hij met verlof naar huis mag of niet.
Briefkaart van februari 1944. Gaston vertelt zijn ouders dat er gisteren geprobeerd werd om de fabriek te bombarderen. Gelukkig misten de bommen hun doel. Eén van de bommen sloeg in op 50 meter van waar ze schuilden. Voortaan zullen ze niet meer in hun barak blijven indien er alarm is, maar ze zullen proberen om zo ver mogelijk het bos in te lopen.