In zijn derde brief naar huis, weet Gaston nog niet of zijn brieven al dan niet thuis ontvangen worden, want hij kreeg nog geen reactie. Hij herhaalt zijn vraag om brood, bouillonblokjes, klompen en hangsloten. In deze brief heeft hij het eerst over het werk in de fabriek. Hij werkt als slijper en vindt het geen zwaar werk. Hij is zeer benieuwd naar zijn lotgenoten in andere kampen en vraagt zijn ouders en broer om, indien mogelijk, hun adres door te geven. Blijkbaar gebeurde de verdeling van de arbeiders over de verschillende kampen op basis van hun beroep. Volgens Gaston zijn de beenhouwers ondergebracht in Bremen en de landbouwers in Leipzig. Gaston blijft begaan met het lot van Gilbert Lesage. Hij denkt dat die in de buurt van Hannover verblijft. Verder schrijft Gaston over het rantsoen. Ze krijgen dagelijks 400 g brood en 30 g boter voor 2 dagen. Ze hebben recht op 250 g suiker, 1 potje confituur en 30 sigaretten per week. Voor zeep en waspoeder zijn er bonnen. Als katholiek is het belangrijk dat er op zondag misgelegenheid is. Deze brief is geschreven in de paasdagen:hij wenst zijn ouders een zalig paasfeest. Tijdens hun vrije tijd mogen de arbeiders buiten het kamp. Gaston is dan ook met zijn kameraden gaan wandelen in de stad en zijn zelfs op restaurant gaan eten.