In 1937 stapte reus Langemarksken samen met twee andere nieuwkomers voor de eerste keer mee in de reuzenommegang van de batjes. Deze reus werd genoemd naar een van de oudste straten van de stad. Eertijds was deze kronkelende straat de westelijke grens van de stad.
Roeselare was toen veel kleiner en de grenzen vielen binnen het einde van de huidige centrumstraten. De straatnaam Langemarksken was niet toevallig. Een mark is immers een grens of grenspaal. De naam verwijst dus niet naar de gelijknamige gemeente. De straat liep trouwens langs de oude vesten of versterkingsgrachten van de stad. Het is dan ook logisch dat de reus als een soldaat wordt voorgesteld, de symbolische verdediger van de stad.
Of we het lot van de stad aan hem kunnen overlaten, valt te betwijfelen. Zijn enige wapen is...een fles geestelijke drank. Het was René Doom, die in 1937 de nodige privéfondsen bij elkaar kreeg om zijn reuzenidee gestalte te geven.