Mijn vrienden en ik verzamelden militaire spullen. Schoenen, broeken, mutsen, …: we spaarden alles! Ik had wel twintig beenwindels. De mooiste hield ik voor de zondag. De benen van mijn broer Fernand waren te dun voor de windsels. Ze vielen er telkens af... We speelden vaak oorlogje. We legden loopgraven aan, bouwden een fort en maakten een kanon. Onze tegenstanders bombardeerden ons met kartonnen dozen.