Wij waren met elf kinderen. In 1914 vluchtten we met ons grote gezin te voet naar Poperinge. Omdat we geen paard en kar hadden, moesten we allemaal zo veel mogelijk meedragen. Elk kind kreeg een pakje, dat we met koorden op onze rug bonden. In Poperinge zouden we onderdak krijgen bij familie... dachten we. Toen we na de lange tocht eindelijk toekwamen bij tante Marie, bleek dat er daar al soldaten logeerden. Uiteindelijk hebben we dan toch een hooizolder gevonden waar we allemaal voor een poosje konden blijven. Na twee weken zeiden ze ons dat we naar Frankrijk moesten. Eerst op de trein naar Le Havre, dan drie verschrikkelijk lange dagen op een volgepakte boot naar La Rochelle. Daar moesten we weer de trein op, naar Centraal Frankrijk. Vier jaar lang hebben we daar gewoond. Omdat we zo'n groot gezin waren, werden we verdeeld over enkele rijke families. Gelukkig konden we elkaar vaak bezoeken.